Bij het gebruik van lithium kan je meer dorst hebben. Dit komt vooral vaak voor bij het starten met lithium. Meestal verdwijnt dat gevoel na enige tijd, maar soms blijf je dorst houden. Van lithium kun je ook meer gaan plassen overdag of in de nacht. Het is belangrijk om dit met je arts te bespreken. Als je meer plast heb je ook meer kans op uitdroging. Het kan nodig zijn om je urine te onderzoeken of je te verwijzen naar het ziekenhuis naar een arts die specialist is in nierproblemen (internist/nefroloog). Als uit onderzoeken blijkt dat je te veel plast kan het helpen om de dosering van lithium wat te verlagen of een extra medicijn voor de nieren te gebruiken. Als je stopt met lithium verdwijnen de klachten meestal helemaal. Een klein aantal mensen blijft dan toch meer dan gemiddeld plassen.
Bij een deel van de mensen die langdurig lithium gebruiken gaan de nieren minder goed werken: je arts noemt dat een nierfunctiestoornis. Zo een achteruitgang van de nieren kun je als eerste in je bloed zien. Als je nieren achteruit gaan door lithiumgebruik, dan gaat dat langzaam. Je merkt daar dan niets van. Daarom is het belangrijk dat je regelmatig je bloed laat controleren als je lithium gebruikt. Als je dan ziet dat de nieren achteruit gaan, dan heb je genoeg tijd om met je arts een vervolgplan te maken. Ook zal advies worden gevraagd aan een arts die specialist is in nierproblemen (internist/nefroloog).
Achteruitgang van de nieren kan ook door andere oorzaken komen: het is belangrijk om dit goed uit te zoeken. Soms kan verlaging van de lithiumdosering verbetering geven van de nieren maar daardoor kan het dan ook gebeuren dat je sneller een nieuwe manie of depressie krijgt. Daarom is het belangrijk dat je samen met je arts de verschillende mogelijkheden doorneemt en een goed plan maakt.
Hele ernstige achteruitgang van de nieren door lithium is gelukkig zeldzaam. Als je nieren te veel achteruit gaan kan de lithium dosering verlaagd worden of kan het nodig zijn met lithium te stoppen. Dit is maar zelden nodig, maar om te voorkomen dat de nierfunctie ongemerkt (te veel) verslechtert, zijn de bloedcontroles wel heel belangrijk.
Door lithium kan je schildklier langzamer gaan werken. Meestal brengt je lichaam dit zelf weer in evenwicht. Bij een klein deel van de lithiumgebruikers lukt dat niet. Zij moeten schildklierhormoon gaan gebruiken. Ook de werking van de schildklier kun je in het bloed controleren. Je arts zal dit goed in de gaten houden. De werking van de schildklier kan soms herstellen als je weer stopt met lithium, maar het kan ook zijn dat je schildklierhormoon moet blijven gebruiken. Ook door een verminderde schildklierwerking kun je zwaarder worden. Omdat een verminderde werking van de schildklier goed te behandelen is met het gebruiken van schildklierhormoon is dat meestal geen reden om te stoppen met lithium.
Zie voor meer informatie over de bijwerkingen van lithium ook de website: allesoverlithium.nl.